ben42 schreef:Als ik de hoek tussen twee naast elkaar liggende hoekpunten bereken doe ik dat niet over de diagonaal. Als ik de hoek tussen twee willekeurige punten bereken doe ik dat ook niet over de diagonaal.
De hoeken van de top van de piramide bereken ik ook niet over de diagonaal. De hoeken van de top van de piramide komen overeen met de hoeken op de zijden van het beeld.
--- / ---
Mijn beweringen.
1
(Voor een rectalineaire lens met een brandpuntsafstand van de halve beeldhoogte).
Aan de korte zijde is de beeldhoek van hoek toe hoek nog geen 58 graden.
Over het midden is de beeldhoek 90 graden.
Aan de lange zijde is de beeldhoek van hoek tot hoek 93 graden.
Over het midden is de beeldhoek 112 graden.
Voor wat betreft je eerste bewering (1).
Nee, die beweringen daarin kloppen helemaal niet.
Met wat je eerder reeds hebt aangegeven in andere reacties, en nu in je uitkomsten daar schijnbaar nog steeds in die lijn in verder gaat.
Het is op zichzelf prima om allerlei hoeken als "hulp" te gebruiken, om een aantal afmetingen uit te kunnen rekenen (als reactie op het bovenste stuk in de aanhaling). Maar wat jij doet is daarbij "extra" hoeken aan een definitie van een beeldhoek koppelen wat per pertinent niet als beeldhoek geldt.
(De hoeken A1-L-A3 en A1-L-B1 ) uit een eerdere reactie en mijn reactie erop erna. Die hoeken zijn daarbij feitelijk helemaal niet relevant).
Door de verkeerde hoeken in de voorstelling van zaken als beeldhoek te bestempelen en daarmee verder te rekenen kom je tot verkeerde uitkomsten en conclusies. Het wordt op die wijze een samenraapsel van willekeurige variabelen en toevalligheden gemixt met wel bestaande constanten en grootheden.
Zoals gesteld de beeldhoek wordt altijd afgemeten vanuit de optische as, de optische as als middelpunt / lijn.
Met de volledige beeldhoek aan beide zijden van die optische as "uitwaaierend". En dat naar elke richting (horizontaal, verticaal, diagonaal, een beetje schuin door het midden, of heel erg schuin door het midden). Als de optische as maar als middelpunt / lijn wordt aangehouden. De ene helft van de beeldhoek aan de ene zijde, de andere helft van de beeldhoek precies aan de andere kant. Daar stap jij echter vanaf.
Zonder rekening te houden met een opnameformaat heb je een "kegel" als vorm, met een "beeldcirkel".
Het opnameformaat is slechts een crop van die beeldcirkel.
Wil je de beeldhoeken bepalen binnen die crop, moet je kijken welke afmeting "bruikbare" beeldcirkel daarbij hoort.
Zie hieronder een tekening om duidelijk te maken hoe een beeldhoek ten opzichte van een beeldveld gezien moet worden. Ik heb daarbij een plaatje van een "Siemensster" geleend. Dat is misschien iets verwarrend omdat de lijnen vanuit het middelpunt naar buiten toe breder worden. Het is slechts als hulpmiddel bedoeld om de richting van een beeldhoek aan te geven, lijnen "zonder dikte".
De minimale beeldhoek is de groene verticale lijn (zijnde de korte beeldzijde)
De maximale beeldhoek is de rode diagonale lijn
Dat zijn de minimale en maximale waarden voor de beeldhoeken waarbinnen alles van het beeld wordt opgetekend
Voor een 18mm groothoeklens voor FX (of 12mm voor DX),
(de brandpunten uit mijn eerdere voorbeelden) gelden de volgende beeldhoeken:
- minimaal 67,4 graden voor de korte zijde
- maximaal 100,5 graden voor de diagonaal
DAT IS HET. Alles binnen het beeld speelt zich binnen die grenswaarden af.
Dan is er enkel nog een extra waarde om de beperking op de lange kant aan te geven, zijnde
- 90 graden voor de lange zijde (als horizontale blauwe lijn aangegeven)
De beeldcirkels die bij de betreffende waarden horen zijn tevens aangegeven (in dezelfde kleur).
Aanvulling ter verduidelijking:
Datgene wat Ben onterecht tevens beschouwt als beeldhoeken (en aan de tegenoverliggende zijden in de figuur).
Vanuit de top (groene punt), ruimtelijk gezien vóór het scherm naar rode en blauwe lijn.
Datgene wat wordt beweerd < in deze reactie > m.b.t. de "beeldhoeken" die niet groter zouden kunnen zijn dan aangegeven in dat groene en blauwe segment is dan ook totale onzin. (Denk aan fish-eye lenzen die rondom tot 180 graden kunnen kijken, zelfs binnen het beeldveld op de korte kant).
ben42 schreef:(Voor een rectalineaire lens met een brandpuntsafstand van de halve beeldhoogte).
Voor een 8mm brandpunt voor DX-formaat (sensor 16x24mm) zijn de respectievelijke beeldhoeken:
- minimaal 90 graden voor de korte zijde
- maximaal 122 graden voor de diagonaal
- 112,6 graden voor de lange zijde
Specifiek op de echte D7000 sensormaat afgestemd (15,6 x 23,6 mm):
(en dan hopen dat de Sigma ook werkelijk 8mm is, en geen afgeronde waarde).
- minimaal 88,6 graden voor de korte zijde
- maximaal 121 graden voor de diagonaal
- 111,7 graden voor de lange zijde
DAT IS HET. Alles binnen het beeld speelt zich binnen die waarden af.
ben42 schreef:2
Ik hoop dat ik hiermee laat zien dat er aan de rand van de foto minder opgaat, in dit geval van de horizon.
3
Je ziet dat op de horizon de groene foto 'kleiner' is (Daar waar in de composiet foto de rand van een foto op het midden van de foto 'geplakt' is en de rand duidelijk minder beeld bevat(=kleiner is).
Die verschillen zijn volledig toe te schrijven door het wel of niet kantelen van de camera tegenover de andere opname en daarmee het verplaatsen van je onderwerp binnen het beeldveld. Met als consequentie andere "optische" voorwerpsafstanden en vergrotingsmaatstaven die daaruit voortvloeien.
Een vergelijkbare situatie zoals nu juist uitgebreid uitgelegd < IN DEZE REACTIE > (Zie Figuur 4, 5 en 6)
Denk dat voorbeeld verticaal, dan kom je aan de situatie vergelijkbaar met wat je met die gebouwen hebt gedaan.
ben42 schreef:6
In het midden past het object dan ongeveer 1.5 maal zo vaak in het beeld in de hoogte dan aan de rand. Het object was hier de maan (1/2 graad doorsnede).
Ook hier geldt dezelfde uitleg van kanteling van de camera.
Ook al zijn onderwerpen denkbaar nog zo ver weg. Dan nog gelden bij kanteling dezelfde optische voorwaarden op de rand of in het midden gezien ten aanzien van afstanden en vergrotingsmaatstaven. Bovendien wordt aan de beeldrand/hoek de maan als "bol" optisch opgerekt zoals tevens < in diezelfde reactie > uitgelegd.
Met die maan is wel een leuk voorbeeld om "met getallen" aan te geven wat er gebeurt,.
Ik geef er nog even een andere wending aan waardoor ik hoop dat je erna dan direct snapt waar de clou zit.
We gebruiken daarvoor Figuur 1 uit die eerdere uitleg, met een lens van 18mm voor FX of 12mm voor DX.
Voor een 8mm Sigma is het verschil alleen maar groter.
Figuur 4 (bovenaanzicht)
De camera is keurig netjes zodanig naar de maan gericht dat de maan zich in het centrum M2 bevindt.
De afstand L - M2 is dan echter niet 180 cm, zoals in de tekening aangegeven, maar gemiddeld 384.450 km
Ik vervang de maan (omdat het een bol is) even voor een platte schijf met een diameter van 3.476 km, om later niet met "oprekkingen" te zitten.
Ennnn........ ik plak er een tweede maan bij, ook als schijf. Even groot als de originele maan (3.476 km), maar schuif die "planparallel" op naar links in het beeldveld, zodat die nog net op de buitenrand te zien is bij punt A2.
Volgens de rectilineare projectie wordt die dan even groot en rond afgebeeld als de maan in het midden, vergelijkbaar met de eerdere testwand figuur 1
http://fotograaf.cc/ftp/NCN/lensdraw/testkaart.jpg
viewtopic.php?p=693339#p693339
Maar de afstand van de camera tot die tweede maan L-A2 moet dan echter wel dezelfde verhouding hebben ten opzichte van L-M2 zoals de waarden in de tekening laat zien, voor die testwand. Teruggerekend naar maanafstanden, zou de tweede maan, bij die positie op 544.637,5 km afstand moeten staan.
Keurig netjes volgens het optisch model waar de lens op afgestemd is, het onderwerpsvlak planparallel aan de camera.
Zouden we de camera nu helemaal doorkantelen (is nog net geen 45 graden kantelen) naar de eerste maan die eerst in het midden stond, zodanig dat die nu nabij die beeldrand staat, moeten we echter wel diezelfde afstand van 544.637,5 km aanhouden om hem even groot te laten zien, als waar die eerst in het midden van het beeldveld stond. Dat is namelijk volgens de optisch rectilineare conventies van die lens bij die gekantelde positie.
Bij de echte maan is die afstand natuurlijk niet te realiseren, die staat "slechts" op gemiddeld 384.450 km ver weg.
Dus veel dichterbij ten opzichte van de optische afstand waar de lens op afgestemd is in deze gekantelde positie. "Dichterbij" (optisch dichterbij) betekent een grotere vergrotingsmaatstaf. De vergrotingsmaatstaf zal hierbij een factor 1,41x groter zijn. Klopt aardig met wat jezelf gevonden hebt voor je Sigma. De beeldhoek is echter gewoon hetzelfde. Dat is een vast optisch natuurkundig gegeven. Dat verandert ook niet naar gelang hoe jij je camera anders vasthoudt, draait, helt, of kantelt en naar objecten richt.
Dat je met het aan elkaar plakken van meerdere opnamen voor panorama's met gekantelde camera-opstellingen heel ongunstig uitkomt in die weergave van het beeld, is een heel ander verhaal. Kijk daarvoor eens bij informatie van panoramasoftware wat er aan problematiek onder "Pitch"-instellingen voor oplossingen worden aangedragen. (Dat is overigens slechts één aspect van een hele lijst aan zaken waar je mee te maken krijgt).
De rest van je beweringen heb ik niet nagelopen, maar denk daarbij vergelijkbare hiaten tegen te komen omdat de basis waarmee je start al verkeerd is.