Uitgaande van 'gelijkblijvende' verlichting. (B.v. een volledig grijze muur).
De hoeveelheid licht die op de sensor komt bij 5.6 is onafhankelijk van de brandpuntsafstand in dat geval.
De hoeveelheid licht wordt bepaald door de (schijnbare) grote van het 'gat' dat het diafragma vormt en de doorlaatbaarheid van de lenzen in het objectief. De lenzen veranderen niet, dus dat zal ook nauwelijks invloed hebben op het verschil tussen de 200 en 500 mm. Dat betekend dat de schijnbare grote van het gat de varieert.
Als je de lens (zonder camera) ergens neerzet/legt, zodat je van de
voorkant **) van het objectief het gat van het diafragma kunt zien, zul je zien dat (bij ingesteld diafragma) het gat bij 500 mm de schijnbare groter aanzienlijk groter is dan bij 200 mm. Bij 500 mm moet er namelijk 6.25 keer zoveel licht door datzelfde gat komen als bij 200 mm.
Opmerkingen:
Het diafragma moet wel zijn ingesteld op de lens. Als het diafragma volledig openstaat, zal dat bij een aantal lenzen variëren. Het grootste diafragma (kleinste diafragma getal) varieert dan met het zoomen. Dat maakt het vergelijken door te kijken lastiger.
Bij objectieven waarbij het grootste diafragma gelijk is over de volledige zoomafstand is het weer wat gemakkelijker te bekijken.
Om het maximale diafragma bij een camera te kunnen bekijken terwijl het niet op de camera zit, zul je de diafragma pal met de hand moeten bedienen.
Bij lenzen waarbij het diafragma varieert over de zoomrange is het volgens mij zo dat bij het ontspannen door de camera wordt bepaald hoever het diafragma wordt gesloten. Voorbeeld de nikon 28-200 VRII heeft een max diafragma van 3.5 bij 18 en 5.6 bij 200. Stel je het diafragma in op 5.6 en maak je een foto bij een zoomstand van 18 mm dan wordt het diafragma gesloten (net voor de opname), 5.6 bij 200 mm laat het diafragma volledig open bij het maken van een foto.
Of dit door de camera of door de lens wordt geregeld weet ik niet helemaal. Maar volgens mij is het zo dat als je de lens op 5.6 insteld (zonder camera), dan wordt het diafragma ook bij 200 mm gesloten als je de pal verschuift.
Voorstel.
Maak een opstelling met de 200-500 mm lens, volledig open (door de pal) op 5.6. Maak op een aanzienlijke afstand (b.v. een meter of 5 a 10) een foto van het diafragma ingesteld bij 200 en bij 500 mm en vergelijk deze. (En laat die dan ook hier zien.)
Ik hoop dat het verhaal een beetje duidelijk is. Plaatjes zouden helpen, maar voor de situatie zoals je die beschrijft heb ik die niet. En ik heb ook geen objectief waarbij bij het zoomen het diafragma constant blijft (bij de grootste openening).
Als iets niet duidelijk is, geef dat even aan, dan probeer ik mijn verhaal 'duidelijker' te maken op dat punt.
Vriendelijke groet,
Ben
**)
De voorkant van de lens en het gat dat je van de voorkant kunt zien is de beperkende factor hoeveel licht er maximaal kan binnenkomen. Dit is ongeacht het lensontwerp. De doorlaatbaarheid van de lenselementen kan deze hoeveelheid licht alleen maar verminderen (nooit vermeerderen).
Alleen voor de echt geïnteresseerden :
Ik heb niet beschikking over een 200-500 objectief, voor een andere doel ooit foto's gemaakt van een 8-16 mm om afhankelijk van de hoek te bepalen hoe groot het gat van het objectief was. Hierbij was het gat vanaf de 'zijkant' gezien iets groter dan van recht van voren gezien.
Hierbij de reeks foto's:
Dit zijn een aantal crops, waarbij duidelijk te zien is dat recht van voren het gat kleiner is.
Door de schijnbaar grote, wordt een klein deel van de cos^4 effect van afdonkering naar de hoeken gecompenseerd.
Hoeken donkeren nog wel af maar minder.
Een foto die nog niet is gecropped :
Bij deze foto is goed te zien dat de foto vanaf de zijkant is gemaakt.
Schijnbare gat. (Gedachten experiment, niet echt practisch om uit te voeren).
Het schijnbare gat (diafragma) aan de voorkant komt niet overeen met de werkelijke grote van het diafragma, maar indien het licht voor 100 procent wordt doorgelaten bepaald dit schijnbare gat exact hoeveel licht er wordt doorgelaten.
Ze je een ledje neer van de plek waar je naar het schijnbare gat kijkt.
En zou je de rest van het beeld met b.v. zwart papier afdekken (voor de lens).
Dan zou dat geen effect hebben op de hoeveelheid licht van het ledje dat de sensor bereikt.
Maak je het gat groter in het zwarte papier, dan komt er niet meer licht op de sensor.
Maak je het gat kleiner in het zwarte papier, dan komt er minder licht op de sensor.
Dit gat in het zwarte papier bepaald dus hoeveel licht van het ledje op de sensor komt.