1. Inleiding
Wanneer we foto’s willen afdrukken is één punt van belang, en dat zijn de verhoudingen. Afhankelijk van de keuze van het papierformaat hebben we dus te maken met een bepaalde verhouding tussen lengte en breedte. Die behoeft niet per cé overeen te komen met de verhouding die bepaald wordt door de resolutie van de camera.
Een voorbeeld: De camera heeft een resolutie van 4000 x 2500 pixels. Dat is dus een verhouding van 8:5. Willen we nu een afdruk maken op een papiermaat van 15 x 10 cm, dan is hier de verhouding 3:2. Dat komt dus niet goed. Maken we de foto passend, dan zal er dus een deel van het fotopapier niet bedrukt worden. In het andere geval zal er een stuk van de foto afvallen.
Een ander punt is, dat wanneer in de handleiding van de printer staat dat deze niet randloos kan printen , dan zal hij het ook nooit doen! Wat we ook instellen. Dat geeft wel weer een andere verhouding waarin we kunnen afdrukken.
We zullen dus zelf moeten bepalen, in ons fotobewerkingprogramma in welke verhouding er moet worden afgedrukt, om te voorkomen dat er een ongewenst deel van onze foto niet wordt afgedrukt.
Printers maken gebruik van zogenaamde subtractieve kleurmenging. Dat gaat met de kleuren Cyaan, Magenta, en Geel. Voor het verkrijgen van voldoende zwarting wordt er ook nog gebruik gemaakt van de kleur zwart. Bekend onder de afkorting CMYK.
Voor een afbeelding worden die kleuren niet gemend door ze over elkaar heen te plaatsen, maar met behulp van meerdere pixels die bestaan uit de vier basiskleuren worden de gewenste kleuren opgebouwd.
Z’n combinatie van kleuren noemen we een ‘Dot’. Voor een kwalitatieve goede afdruk zijn er tussen de 200 en 400 ‘dots per inch’ nodig. (dpi)
Voor het realiseren van een kwalitatief goede print is een instellingen van 300 dpi al voldoende. Maar met 200 dpi kunnen ook wel redelijke resultaten worden geboekt. Voor een optimaal resultaat heb je dan dus die 400 dpi nodig.
Wat de één redelijk vind zal de ander nog als zeer acceptabel beoordelen. Ook het onderwerp en de kijkafstand kan het mogelijk maken dat zelfs 50 dpi nog als acceptabel wordt ervaren.
2. Uitsnijden
Voor het verkrijgen van de juiste verhoudingen, die wordt bepaald door de keuze van de afmeting van je fotopapier zullen we de foto’s dus moeten ‘Uitsnijden’.
In de ‘Hulpmiddelenbalk’ vinden we de knop ‘Uitsnijden’. Hier hebben we gekozen voor ‘Vaste verhoudingen’ en wel ‘Aangepast’.
De foto willen we op A4-formaat afdrukken, en wel randloos. De afmetingen van A4 worden in de betreffende vakjes ingevuld. Voor het bepalen van de juiste uitsnede kan er ook nog gebruik gemaakt worden van een ‘Hulpraster’.
Bepaal m.b.v. de muiscursor vervolgens de uitsnede, en druk op een willekeurig punt binnen de uitsnede om de uitsnede te activeren. De foto is nu gereed om af te drukken.
3. Afdrukken op volledige pagina, e.d.
Kies in het menu ‘Bestand’ voor ‘Afdrukken’.
Hier valt gelijk op dat voor het zgn. ‘Afdrukbare gebied’ andere getallen staan. Het is duidelijk dat deze printer niet instaat is tot randloze afdrukken.
In werkelijkheid is het ‘Afdrukbare gebied’ nog kleiner. Dat kunnen we zien onder ‘Pagina-instellingen.
Voor de juiste stand moeten we de foto ‘Passend maken door roteren’.
Om de foto heen zien we een arcering. Dat is dus het gebied op het fotopapier wat blanco blijft.
De indeling betreft dus 1 foto per pagina.
De rest spreekt voor zich zelf.
In het ‘Kleurbeheer’ moeten we kiezen voor het ‘Bronprofiel. Bij dit soort eenvoudige printers vind het ‘Kleurbeheer’ binnen de printer plaats.
Binnen de printerdriver, van de fabrikant van de printer, kan je kiezen welke papiersoort je van de fabrikant gaat gebruiken.
Fabrikanten van dit soort eenvoudige printers gaan er vanuit dat het ‘Beeldprofiel’ sRGB is. Op dit punt heeft het programma Capture NX2 dus geen invloed op het eindresultaat van de printer.
Eventuele kleurafwijkingen moeten dan nog binnen de printerdriver bijgesteld worden.
De resultaten vallen vaak tegen, en moeten vaak meerdere afdrukken gemaakt worden, wil de juiste afdruk uit de printer komen. Beter is het de printer te kalibreren. Het is dan wel nodig dat dan het kleurbeheer binnen de printer wordt uitgeschakeld, zodat deze door Capture NX2 kan worden overgenomen.
Als dat heeft plaatsgevonden moet er voor ‘Kleurbeheer gebruiken’ gekozen worden. In de figuur hierboven is te zien hoe je het kleurbeheer in de printer kunt uitschakelen.
.ICM of .ICC zijn de herkenbare bestanden van ICC-profielen.
ICC is een afkorting voor International Color Consortium.
Een ICC-profiel van een printer wordt gemaakt met een fotospectraalmeter, m.b.v. een afdruk waar geen kleurbeheer (Engels: color management) op is toegepast en software om het profiel samen te stellen.
In het kleurbeheer binnen Capture NX2 wordt dan voor het ‘Kleurbeheer’ gekozen voor ‘Arca_Ultra_White’ als ‘Printerprofiel. Een fotopapiersoort van Arca dus.
Z’n printerprofiel is dus afhankelijk van de printer en de fotopapiersoort! In het onderwerp ‘Kleurbeheer’ wordt hier nog uitgebreid op in gegaan. In dit voorbeeld is het wel zo dat dit profiel is gemaakt voor een andere printer! Het is nu slechts een voorbeeld voor dit moment.
4. Afdrukken op gewenste afmeting
Op een A4 fotopapier passen met gemak twee foto’s van 13 x 18 cm. Hiervoor is het wel van belang dat we dan ook twee foto’s hebben in deze afmeting. Gebruik hiervoor twee willekeurige foto’s. Het moeten wel NEF fotobestanden zijn voor ons voorbeeld!
Via ‘Uitsnijden’ moeten de foto’s in de juiste verhouding worden gebracht. Zie hiervoor hoofdstuk 2.
In de volgende stap moeten we de ‘Grootte’ van de foto gaan vastleggen.
Kies hiervoor: ‘Bewerken / Grootte / Resolutie ...’.
Breng de wijzigingen aan zoals hierboven is aangegeven.
De ‘Resolutie’ heb ik hier op 400 dpi gezet voor een optimale afdruk. En klik als laatste op ‘Toepassen’.
De foto moet nu opgeslagen worden. Hiervoor laten we het bestand gewoon in NEF staan. Om te voorkomen dat we over het oorspronkelijke bestand heen schrijven breiden we de bestandsnaam uit met ‘prt’.
Kies dus de optie ‘Opslaan als ...’ in het bestandsmenu. Vervolgens komen in een volgend
menu terecht:
Hier kiezen we voor ‘Compressie gebruiken’, en natuurlijk ‘Gecomprimeerd zonder verlies’.
En als laatste ‘Opslaan’.
Herhaal dit voor de volgende foto. Sluit het ‘Beeldvenster’,
en open de ‘Verkenner’. De twee foto’s moeten nu geselecteerd worden. Dat gaat eenvoudig door te kiezen voor ‘Sorteren’. Binnen ‘Sorteren’ kiezen we voor ‘Wijzigingsdatum’. De bestanden staan nu bij elkaar en kunnen dus geselecteerd worden.
Hierna gaan we naar ‘Bestand’ en kiezen voor ‘Afdrukken ...’.
‘Indeling selecteren’ voor ‘2 foto’s per pagina’, en activeer ‘Passend maken door roteren’.
De foto’s zijn nu gereed voor afdrukken.
Klikken we op ‘Afdrukken’, dan komen we hierna in het menu van de printer terecht.
In dit printermenu moeten we vervolgens nog kiezen voor de ‘Afdrukkwaliteit’. Kies hier gewoon de hoogste kwaliteit! Dit heeft tot gevolg dat de printer gaat printen in zijn hoogste resolutie. Die kan b.v. hoger zijn dan 1200 dpi. (Vraag niet hoe het kan, maar geniet er van.)
5. Contactbladen afdrukken
Als het goed is, dan is in Capture NX2 nog steeds de ‘Verkenner’ actief. Hier willen we een aantal foto’s selecteren waar we een contactafdruk van willen hebben. Houdt de ‘Ctrl’ toets ingedrukt, en klik vervolgens de foto’s aan die we willen hebben, e.d., zoals je onder Windows gewend bent. En kies hierna ‘Afdrukken’ in het bestandsmenu.
Selecteer een ‘Afbeeldingsgrootte’ en maak de boel passend door te roteren.
Aan het geheel kunnen we ook nog zgn. ‘Metagegevens’ toevoegen. Open dat menu.
Wat je verder bij de foto’s wilt plaatsen behoeft verder geen toelichting.
Van de ‘Metagegevens’ is het mogelijk de opnamedatum en tijd af te drukken op de foto zelf. Kan wel eens handig zijn.
Klik op ‘OK’ om de metagegevens in het contactblad te laten opnemen.
Contactbladen zijn erg handig bij het aanleggen van een archief.
